[Figaro Pasquale Capone, 7Kb]

de echte herenhaarverzorger van haar en ziel

Begijnensteeg 10, van kosterij tot "barberia"

In het jaar 1544, toen Keizer Karel V over deze Lage Landen heerste, maakte Cornelis Anthoniszoon zijn vermaarde plattegrond van Amsterdam in vogelvlucht. Hij sneed die kaart in twaalf houten blokken en ging zo gedetailleerd te werk, dat ook de modeme beschouwer, met Cornelis’ bewaard gebleven afdrukken als handleiding, de weg kan vinden in laat-middeleeuws Amsterdam.

Wat meteen opvalt, is dat de stad toen nog meer waterwegen telde dan nu het geval is en met recht een verzameling eilanden in de Amstel-delta genoemd kon worden. Ook het vermaarde Begijnhof lag, samen met het St.Luciënklooster, op zo een eiland, alleen toegankelijk via een bruggetje in het verlengde van de Begijnensteeg. Dat bruggetje was van groot belang, want wie er eenmaal over was, mocht aanspraak maken op het asylrecht dat middeleeuwse Begíjnhoven bezaten.

Volgens de kaart van Cornelis Anthonisz. telde de Amsterdamse Begijnensteeg maar een handvol huizen. aan de even zijde (de noordwest-kant) zelfs niet meer dan vier. Het grootste daarvan had zijn ingang aan de Kalverstraat en een lange zijde in de steeg, de andere drie stonden tegen elkaar aan, met hun voorkanten aan de steeg zelf. Van dat drietal lag het hoekhuis het dichtst bij het bruggetje over de Begijnensloot. Voor kosters of concíerges was dat een goede plek om in de gaten te houden wie er allemaal de brug overstaken en onder de Heilige Ursula door, het Begijnhof binnen gingen.

Beschermvrouwe Sinte Ursula, die boven de ingang troonde, was van huis uit een Bretonse prinses. Ooit werd zij heilig verklaard omdat zij elf duizend maagden tot een pelgrimstocht naar Rome had weten te bewegen - voor de Amsterdamse Begijnen voldoende reden haar tot patrones te kiezen. Dat Ursula vervolgens niet had kunnen voorkomen dat al die maagden door woeste Hunnen in Keulen (!) omgebracht werden, deed daar niets aan af. Ursula kreeg haar plaatsje boven de toegangspoort van het Begijnhof. Met de tegenoverliggende kosterij in het hoekhuis van de steeg, want de koster mocht - als man - natuurlijk niet binnen de muren van de Begijnen overnachten, zou de veiligheid dubbel gewaarborgd zijn.

In onze dagen, ruim vier en een halve eeuw later, houdt Ursula nog steeds de wacht, boven in de boog van de oude ingang. De fotograferende toeristen die in en uit lopen, laten haar onberoerd, net als de gidsen met hun verhalen. Ursula weet als geen ander dat de tijden veranderen en dat niets hetzelfde blijft. Al eerder gold dat voor de Begijnensloot. Die werd in de negentiende eeuw gedempt en ook het bruggetje verdween. Asylzoekers moeten nu maar elders onderdak zien te vinden. Maar op de hoek van de Begijnensteeg - tegenwoordig is dat nummer 10 - staat nog altijd een huis dat nauw met het Begijnhof verbonden is en van waar de toegang in het oog kan worden gehouden - ook al woont er geen koster of concierge meer die de Begijnen vrijwaart van ongewenst bezoek. Sinds een kleine eeuw - negentig jaren, om precies te zijn - worden in dat hoekhuis heren ontvangen, verzorgd en gecoiffeerd. Aan de gevel van nummer 10 hangt namelijk een barbiersstaak met rood-witte windingen. Hoe dat zo gekomen vormt een verhaal op zich.

Toen na de Eerste Wereldoorlog de internationale handel zich herstelde, betekende dat nieuwe activiteiten in de Amsterdamse haven, bij voorbeeld voor rederijen als die van de Gebroeders Goedkoop, sinds 1901 onder leiding van Jan Goedkoop Junior. Deze reder was een geziene figuur in Amsterdam en enthousiast lid van de “Industrieele Club”. Die was in 1913 opgericht ten huize van zijn oom, Daniël Goedkoop Dzn., maar hield vanaf 1916 domicilie in het nieuw-gebouwde pand “Industria” op de Dam.

Leden van de lndustrieele Club konden daar behalve “netwerken”, borrelen en dineren, zich ook laten scheren in een kleine salon, waar Jan Brachaard bediende was. Reder Goedkoop Jr. vond zijn naamgenoot een vlijtig persoon, die het verdiende om vooruit geholpen te worden. Hij had Jan daarom al eens gepolst of deze geen eigen zaak wenste. Ja meneer, graag meneer, was het antwoord geweest, maar voor zo iets ontbrak het Jan aan de noodzakelijke financiële middelen. Dat begreep de reder maar al te goed. Een volgende keer ging Goedkoop een stapje verder en nodigde hij de bediende uit voor een Zondagse wandeling door de binnenstad. Toen beide mannen - toevallig - door de Begijnensteeg liepen, waar het hoekhuis - even toevallig! - leeg stond, deed Goedkoop zijn aanbod : op zeer aantrekkelijke voorwaarden zou Jan Brachaard op nummer 10 een scheersalon kunnen beginnen. Met beide handen greep deze zijn kans en zo werd Jan zelfstandig ondernemer, met reder Goedkoop als borg en vaste klant.

Negentig jaar geleden speelde dit zich af. Via zoon en schoonzoon is de salon 45 jaar in Jan Brachaards familie gebleven. Toen kwam er een nieuwe eigenaar, Pasquale Capone. Met Italiaanse flair, bekwaam vakmanschap en een natuurlijke aanleg voor publiciteit slaagde deze “Figaro” er in zijn “Barberia” uit te laten groeien tot spraakmakend trefpunt der “Pasqualisten”, waar elke aanleiding goed was voor een vrolijke receptie met spijs en drank. De “Barberia” deed tevens dienst als “Galeria” voor wie expositieruimte zocht en ook de bewoonsters van het Begijnhof profiteerden van Pasquale’s initiatieven, als hij een jaarlijkse lunch met toebehoren voor de dames organiseerde. En dat was niet zijn enige optreden bij de buren. Bijzondere bezigheden als sleutelbewaarder van de Engelse kerk en zelÍbenoemde “ambassadeur van het Begijnhof” leverden smakelijke anecdotes op, met bijrollen voor Koningin Elisabeth II van Engeland en Paus Johannes Paulus II.

Inmiddels zijn er weer 45 jaren voorbij gegaan en - zoals de lezer al weet - niets blijft het zelfde. Pasquale is nu 75, zijn gezondheid laat te wensen over, de veerkracht neemt af. Drie middagen in de week is hij nog beschikbaar voor zijn Pasqualisten, die er ook niet jonger op worden. Verder staan zijn stoelen ongebruikt en rust zijn schaar.

Om een trieste teloorgang van zijn “Pasqualería” te voorkomen‚ denkt Pasquale er nu over om zijn zaak als voorbeeld van een kleinschalige ambachtelijke werkplaats aan te bieden aan het Amsterdams gemeentebestuur - met Wethouder Asscher bestaat daar al enige correspondentie over - of op coulante voorwaarden en in de geest van reder Jan Goedkoop, over te doen aan een enthousiaste opvolger/ster, die graag zelfstandig wil ondernemen in hartje Amsterdam. Voornaamste vereiste : voldoende inzet om traditioneel handwerk in stand te houden‚ zodat ook na tweemaal 45 jaar de Begijnensteeg op nummer 10 een bedrijf zal blijven huisvesten als meneer Goedkoop, barbier Jan en figaro Pasquale voor ogen heeft gestaan.

Zegt het voort !

Lex Lammen


navigatie