Van kosterij tot 'barberia'. Dat is kort gezegd de geschiedenis van Begijnensteeg 10.
Het hoekhuis naast het Begijnenhof waar sinds een eeuw heren worden geknipt en geschoren.
De babiersstaak met roodwitte windingen aan de gevel getuigt daarvan. Hoe is dat zo
gekomen?
In het laatmiddeleeuwse Amsterdam lag het vermaarde Begijnhof samen met het Sint-
Luciënklooster op een eiland, alleen toegankelijk via een bruggetje in het verlengde
van de Begijnensteeg. Dat bruggetje was van groot belang, want wie er eenmaal over was,
mocht aanspraak maken op het asielrecht dat middeleeuwse begijnhoven bezaten. Op Cornelis
Anthoniszns beroemde stadsplattegrond uit 1544 is goed te zien dat Amsterdam in die tijd
veel meer waterwegen had dan nu en met recht een verzameling eilanden in de Amsteldelta mag
heten.
De Begijnensteeg telde een handvol huizen, aan de even zijde (het noordwesten) zelfs
niet meer dan vier. Het merendeel had de ingang aan de Kalverstraat, de overige in de
steeg. Van deze laatste drie lag het hoekhuis het dichts bij het bruggetje over de
Begijnensloot. Voor kosters of conciërges een goede plek om in de gaten te houden wie
er allemaal de brug overstaken en onder de Heilige Ursula boven de toegangspoort door het
Begijnhof betraden.
Beschermvrouwe Sint-Ursula was van huis uit een Bretonse prinses. Zij werd heilig
verklaar (vierde eeuw) omdat zij 11.000 maagden tot een pelgrimstocht naar Rome had weten
te bewegen. Voor de Amsterdamse begijnen was dat voldoende reden om haar tot patrones te
kiezen, ook al had Ursula niet kunnen voorkomen dat al die maagden door woeste Hunnen in
Keulen omgebracht werden. Met de kosterij in het hoekhuis zou de veiligheid dubbel
gewaarborgd zijn. Pas in de 19de eeuw verdween het bruggetje, toen de Begijnensloot gedempt
werd.
De Begijnensteeg ca. 1750-1800,
gezien naar de poort van het
Begijnhof, de omgedempte
Begijnensloot en het koor van de
Engelse Kerk.
Stadsarchief Amsterdam
Detail van de (later ingekleurde) kaart van Cornelis Anthonisz. uit 1544 met het
Begijnhof op een eilandje. Bij het pijltje ligt de brug over de Begijnensloot van de steeg
naar het hof. Bij het inkleuren is de Begijnensloot 'gedempt'.
Ten onrechte: dat gebeurde in het echt pas in 1865.
Kosters wonen er niet meer op Begijnensteeg 10. Sinds een kleine eeuw zit hier een
kapperszaak, dankzij een goed boerende Amsterdamse reder die een kappersbediende de kans
van zijn leven bood.
Dat zit zo. Na de Eerste Wereldoorlog herstelde de internationale handel zich en trokken
de activiteiten in de Amsterdamse haven weer aan. Reder Jan Goedkoop jr. was een geziene
figuur in de stad en enthousiast lid van de Industrieele Club, in 1913 opgericht ten huize
van zijn oom Daniël Goedkoop Dzn. Vaak was hij te vinden in het nieuwgebouwde pand
Industria op de Dam, waar de club vanaf 1916 domicilie hield om te 'netwerken', te borrelen
en te dineren. En om zich te laten scheren in een kleine salon.
Daar was Jan Brachaard bediende. Jan Goedkoop jr. vond zijn naamgenoot een vlijtig
persoon die het verdiende om vooruit geholpen te worden. Hij had hem al eens gepolst of hij
geen eigen zaak wenste. "Ja meneer, graag meneer", was het antwoord geweest, maar
het ontbrak de kappersbediende aan financiële middelen.
Dat begreep de reder maar al te goed. Een volgende keer nodigde hij Jan uit voor een
zondagse wandeling door de binnenstad. Toen beide mannen - toevallig - door de
Begijnensteeg liepen, waar het hoekhuis - even toevallig - leeg stond, deed Goedkoop zijn
aanbod: op zeer aantrekkelijke voorwaarden kon Jan, als hij dat nog steeds wilde, op nummer
10 een scheersalon beginnen. Met beide handen greep de jonge kapper deze kans. Reder
Goedkoop was borg en vaste klant.
De rest is geschiedenis. Via zoon en schoonzoon bleef de salon 45 jaar in de familie,
tot er een nieuwe eigenaar kwam in de persoon van Pasquale Capone. Met Italiaanse flair
slaagde deze 'Figaro' erin zijn 'barberia' uit te laten groeien tot een spraakmakend
trefpunt der 'Pasqualisten'. De zaak deed tevens dienst als 'Galeria' voor exposities en
deze zelfbenoemd 'ambassadeur van het Begijnhof' serveerde jaarlijks een lunch aan de
bewoonsters. Pasquale was ook sleutelbewaarder van de Engelse Kerk. Hij wil stoppen. De
toekomstige bestemming van het pandje is ongewis (lees Ons Amsterdam, april
2010).
Kapper Jan Brachaard kijkt vanachter het raam (rechts) de fotograag op de Gedempte
Begijnensloot recht in de ogen! Het is ca. februari 1933.
Stadsarchief Amsterdam
L. Lammen was leraar geschiedenis en presentator van radioprogramma's.