[Figaro Pasquale Capone, 7Kb]

de echte herenhaarverzorger van haar en ziel

Toen de 14-jarige seminarist Pasquale Capone bij Armido, ’een van de beste barbiers van Rome’ terechtkwam, vertrouwde hij het niet helemaal. „Ik wil kapper worden, geen priester”, zei de jonge Pasquale. Inmiddels is hij bijna 75 en nog altijd barbier van beroep. Een knipbeurt in zijn salon Figaro in Amsterdam is een voorstelling, en de prijs wordt pas achteraf bepaald.

Pasquale Capone
De vertrouwensband met je kapper is als die met een priester

[243Kb]

De 74-jarige Pasquale ’Figaro’ Capone in zijn kapsalon: „De werkwijze van de moderne kapper is als fastfood. Zij werken alsof ze een tondeuse zijn, vier klanten in een uur.” FOTO MARK KOHN

Interview met Pasquale uit Trouw, de Verdieping (door Laura van Baars), 20 februari 2010

Een handkus luidt de eerste ontmoeting in met barbier Pasquale Capone. Hij komt aangelopen vanuit het Begijnhof, vlak achter de Amsterdamse Kalverstraat, zijn bijna kale hoofd bedekt door een hoed. „Even wat toeristen naar de kerk geleid, ze vroegen de weg”, zegt hij na de hoffelijke begroeting. Hij doet de voordeur van zijn herenkapsalon Figaro Pasquale op de hoek van het Spui open. De voorstelling begint.

Want Pasquale Capone is een kapper die van zijn beroep een groots theaterstuk heeft gemaakt. Die zichzelf betitelt als barbier, of liever ’Figaro’. Genoemd naar de ’soigneur’ voor heren uit Pierre Beaumarchais’ blijspel ’De Barbier van Sevilla’. Eenmaal binnen in de smalle hal hangen er grote demonstratieborden als rekwisieten aan de muur. „Nog van studentenprotesten uit de jaren zestig. Ik verborg tijdens de Maagdenhuisbezetting een aantal Provo’s in mijn kelder”, zegt Capone.

De barbier, die in zijn salon echt Pasquale wordt, laat het actievoeren inmiddels niet meer over aan studenten. Hij voert zelf al jaren strijd voor vakmanschap en verheffing van het klassieke ambacht. Naast de Provo-borden hangen zijn eigen affiches met leuzen als ’Een maatschappij zonder idealen is een maatschappij in verval’, en ’Een maatschappij zonder ambachten is een maatschappij zonder ziel’.

Hij doelt op de mechanische manier waarop veel ambachten worden uitgevoerd, niet in de laatste plaats het kappersvak. „De werkwijze van de moderne kapper is als fast food. Zij werken alsof ze een tondeuse zijn, vier klanten in een uur.”

Pasquale duwt een glazen tochtdeur open, ontdoet zich van jas en hoed en trekt zijn kostuum aan: een rood jasje met een geborduurde ’P’ op de borstzak waarin al snel schaar en kam verdwijnen.

Eenmaal omgekleed, wil hij ook zijn tegenspeler leren kennen. De nieuwkomer, gezeten in de ouderwetse leren kappersstoel met wasbak ervoor waarin het haar voorover wordt gewassen, moet een voordracht houden. Pasquale duwt een brief, een krantenknipsel of één van de interviews met zichzelf (uitvergroot en geplastificeerd in de tijdschriftenbak) in de hand. Hij wil weten wie hij in huis heeft. De prijs wordt aan het eind van de knipbeurt afgestemd op de persoon.

„Dames knippen was vroeger mijn hobby”, zegt de 75-jarige met een kwajongensachtige glimlach, „maar dat doe ik nu niet meer. Het is hier geen kakeladres. Als er dames komen, moeten zij spreken, niet kakelen.”

Moralità en abilità, zedelijkheid en bekwaamheid, dat zijn de kernwaarden van Pasquales ambacht. Hij leerde het op 14-jarige leeftijd van zijn leermeester Armido „een van de beste barbiers van Rome”. „Ik kwam van het seminarie, maar had de discipline niet om priester te worden. Deze barbier deed het haar van Audrey Hepburn, in de salon van Elizabeth Arden, vlakbij de Spaanse Trappen. Jongens van het seminarie meldden zich niet vaak bij een kapsalon, dus mijn leermeester vertrouwde het eerst niet. Maar ik zei: ik wil kapper worden, geen priester. Ik kreeg een jasje aan met veel te lange mouwen en een bezem in mijn handen om het haar op te vegen. Anders dan andere kappersleerlingen had ik een goede opleiding gehad. Ik sprak Engels, Frans en Duits. Zo werd ik een van de beroemdste jonge kappers van Rome.”

Zedelijkheid en bekwaamheid schuilen voor Pasquale vooral in het contact met zijn ’gasten’. „Klanten heb je bij de Hema, maar ik wil een broeder zijn voor mijn gasten. Ik wil weten wat ze precies van mij verlangen. Ik wil ze elegantie meegeven. Wie zich gesoigneerd voelt, gedraagt zich ook netjes. Ik geef iedereen in mijn huiskamer tijd, vertrouwen en vakmanschap. Het is hier een sociale ontmoetingsplek. Mijn broeders voelen zich aandachtig behandeld. Je betaalt niet voor de knipbeurt, maar voor de tijd die je krijgt. In plaats van Pasquale en zijn klanten is mijn salon een broederschap van Pasquale en de Pasqualisten.”

Centraal in de uren met Pasquale, staat Pasquale zelf. Hij praat honderduit over zijn leven en de thema’s die hem bezighouden. Bijvoorbeeld over hoe onmogelijk het voor hem is zijn vak over te dragen op de jongere generatie. „Niemand meldt zich om bij mij in de leer te gaan of om mijn zaak over te nemen. Dat komt omdat de opleiding voor kappers zo slecht is. Nat scheren met een scheermes is niet langer een verplicht onderdeel. Vrijwel niemand kan dat meer”, zegt hij terwijl hij een antiek mes uit een doos pakt en het met veel omhaal mee over zijn handpalmen strijkt. Het knettert. „Een echt ambacht leren zou bijdragen aan sociale waardigheid van jongeren.”

Het scheermes is een symbool voor de beroepseer van de kapper, vindt Pasquale. „Koning Willem III is nog geschoren met dit mes. De koning stak zijn keel toe naar de kapper met een mes. Dat is nog eens vertrouwen! De vertrouwensband met de kapper is dezelfde als die met de priester, de dominee of de arts.”

Pasquale oefent het barbiersvak al zestig jaar uit. „Want een ambachtsman doet dit voor zijn leven.” Hij kwam in 1960 naar Amsterdam, nadat hij verliefd was geworden op een Achterhoekse Jeanne Moreau. „Mijn vriendin was nog mooier en sensueler.”

Hij kwam hier niet als gastarbeider, benadrukt hij. „Ik was financieel onafhankelijk, ik kwam hier niet om geld te verdienen in een textielfabriek. Ik was een vrije jongen.”

Maar de intellectuele familie van zijn vriendin zag Capone niet zo zitten: „Ik was Italiaan, katholiek en kapper. ” Bovendien ging het stel ongetrouwd samenwonen. „Voor een Romein was dat normaal, wij hadden al kennisgemaakt met Pasolini. Wij dachten daar veel vrijer over. Maar Amsterdam was toen nog braaf, hoor. Je had hier nog geen seksuele revolutie gehad.”

Zijn geloof stond Pasquale niet in de weg om ongehuwd samen te wonen. „Romeinen zijn pragmatische katholieken. Je gaat drie keer in je leven naar de kerk. Met je doop, je huwelijk en je begrafenis. Als ik aan God denk, dan zie ik mijn Mama. Zij is mijn ambassadeur in de hemel, mijn engel. Er gaat geen dag voorbij dat ik niet met haar praat.”

Hij leerde de taal door veel naar de Stadsschouwburg te gaan. Als kapper had hij in Rome vooral voor theateracteurs gewerkt. „Het stuk ’De drie zusters’ van Tsjechov kende ik uit mijn hoofd in het Italiaans. Door dat te gaan zien in de schouwburg, leerde ik Nederlands.”

„Ik werd beroemd in Amsterdam”, zegt Pasquale. „Ik was natuurlijk mooi om te zien. Maar ik knipte ook mensen als Hans van Mierlo. Die kwam hier met haar tot over zijn schouders. Ik heb hem het Kennedy-kapsel gegeven waarmee hij het spotje voor D66 heeft opgenomen waarin hij over de grachten loopt te dromen van een ander Nederland.”

De relatie met zijn Jeanne Moreau ging uiteindelijk over, en Pasquale vond een nieuwe vrouw. Haar naam Hendrika vond de Italiaan zo lelijk dat hij er Rita van maakte, en ze kregen twee kinderen. Maar liever dan kapper werd hun zoon arts, en nu is er niemand om de salon over te nemen.

Zeker toen Pasquale drie jaar geleden long- en lymfeklierkanker kreeg, leek het erop alsof zijn zaak moest verdwijnen. De rouwkaart had hij al klaar: een tekening van hem zelf temidden van een feest. „Alle drank die ik in de loop van de jaren van mijn gasten kreeg, moet daar worden opgedronken.”Maar hij herstelde, dankzij zijn Mama en ’artsengel’ dokter Koolen in het AMC. Nu werkt hij weer alsof er niets aan de hand was.

Terwijl Pasquale vertelt, komen er steeds meer gasten de herensalon binnen. Ondernemer Frans neemt als eerste plaats op de stoel, en Pasquale begint te wassen en te knippen. Frans woont in België, maar is al Pasqualist sinds het begin van de jaren negentig.

Later schuiven zijn vrouw Inge en hun dochters Charlotte en Alicia ook aan. „Pasquale ziet er nu weer veel beter uit dan tijdens zijn ziekte”, zegt Inge. De familie ging toen bij hem op bezoek. En zij waren niet de enigen. „Hier, vijf kilo brieven en kaarten van mijn broeders”, zegt Pasquale terwijl hij een plastic zak omhoog houdt die hij aan een hanger aan de kapstok bewaart.

Dan komt Theodoor binnen, een historicus die door Pasquale’s vriend Martin Simek is gestuurd. Ook Theodoor moet ’ter kennismaking’ allerlei artikelen voorlezen. „Hij heeft een goede stem”, zegt Pasquale waarderend. Ondanks dat Theodoor drie uur in de kapperszaak zit te wachten, komt hij niet aan de beurt. Een hoogleraar Italiaans van de Universiteit van Amsterdam, al geknipt door Pasquale sinds de jaren zestig, gaat op de stoel zitten. Vaste gasten gaan voor.

„Er is hier sinds 1965 niet zoveel veranderd”, zegt de hoogleraar. „Het is alleen voller geworden.”In de kapsalon hangen geen foto’s van modellen, noch is er een kast met haarproducten. Er staan veel Pinokkio-poppen. Er liggen woordenboeken en aan de muur hangen kunstfoto’s van bevriende fotografen, een tekening van Martin Simek, gedichten en protestaffiches. De aanwezigen worden getest op hun kennis van de Nederlandse taal. Ondanks zijn zware Italiaanse accent weet Pasquale beter dan de gasten wat woorden als ’onverveerd’ en ’metabletica’ betekenen. Overal liggen krantenknipsels over ’maatschappelijke misstanden’ als werkloosheid onder ouderen, slechte zorg in bejaardentehuizen en vooral over haarproducten die schadelijk zijn voor kappers en hun klanten.

Want de beroepsgroep wordt behalve door een verval in ambachtelijkheid ook ernstig bedreigd door de kappersindustrie, gaat de barbier verder. Hij ligt in de clinch met de brancheorganisatie omdat hij alle grote shampoo- en haarkleuringsmerken ervan beschuldigt kankerverwekkende spullen op de markt te brengen. Hij kreeg woedende brieven van de voorzitter, „die twee jaar geleden helaas aan kanker overleed”. Wat op trieste wijze Pasquale’s gelijk maar weer bevestigt, probeert hij duidelijk te maken. Zelf blijft hij werken met ouderwetse shampoo’s en geurstoffen als bergamot, die hij uit een glazen flacon op het achterhoofd van zijn klanten spuit.

Hoe het verder moet met de Amsterdamse haarsalon als Pasquale er niet meer is, weet hij niet. Oud worden en doorgaan met knippen lijkt de enige manier voor het voortbestaan van Figaro Pasquale. „Er zijn hier zoveel jongeren uit culturen met een rijke traditie in ambachten. Daar moeten we gebruik van maken. Geef hun niet alleen theorie, maar laat hen samenwerken met ervaren vaklieden. Ze kunnen bij mij komen. Precies zoals ik ooit bij Armido in Rome begon met het opvegen van Audrey Hepburns haren.”

Apostel van het Ambacht
’De Barbier van Haren en Ziel’ Pasquale Capone vierde vorig jaar oktober zestig jaar vakmanschap. Op de uitnodiging stond: God schiep de mens, maar wie maakte van het mannelijk schepsel een heer? Precies: de barbier. En wie is de barbier van Amsterdam? Opnieuw goed: Pasquale!

De barbier zit sinds 1965 in een kleine herensalon op de Amsterdamse Begijnensteeg nummer 10, ongeveer op de hoek van het Spui. Aan de pui hangen een Italiaanse en een Nederlandse vlag. Het verzaligen van het eigen ambacht is een manier waarop Capone aandacht vraagt voor vakmanschap in de samenleving. Hij ontving De Zilveren Bezem, voor de ondernemer die zich het meest inzet voor de binnenstad. „Ik ben een buurtmonnik.” De Amsterdamse wethouder Lodewijk Asscher roemde hem eens op de Dag van het Ambacht als een ’sieraad van de stad’ en ’apostel van het ambacht’. Een brief van Asscher hangt uitvergroot op het raam van de herensalon.

Pasquales beroepsuitoefening leverde hem in de afgelopen decennia bekendheid op in de grachtengordel. Hij knipte mensen als Harry Mulisch, Geurt Brinkgeve, Paul Huf, Jan Jansen, Joop Braakhekke, Martin Simek, Johan Cruijff, Louis van Dijk, Piet Römer en Hans van Mierlo. Maar op zijn wc hangt een bordje met de tekst: ’Op deze plek is iedereen gelijk’. Want of je een bekende naam hebt of niet, maakt dat voor Pasquale geen verschil. Iedereen krijgt bij hem evenveel tijd, zegt hij. En alle ’broeders’ ontmoeten elkaar gelijkwaardig in de herensalon, met een kop thee, amaretto-koekjes en soms een glaasje wijn.

De Figaro, die in 1935 in het plaatsje Sorionello in Calabrië als zoon van een metselaar werd geboren, strijdt niet alleen voor de sociale waardigheid van de vakman. Hij zoekt ook naar verbindingen in de samenleving tussen jong en oud, Hollanders en migranten. Zo heeft hij geregeld dat als een jonge – bij voorkeur allochtone – kapper bij hem in de leer gaat, en de zaak vervolgens overneemt, deze barbier twee jaar lang geen huur, verzekeringen of telefoonrekening hoeft te betalen. Belangstelling blijft desondanks uit.

Sinds hij genezen is verklaard van long- en lymfeklierkanker strijdt Capone tegen deze ziekte op zijn eigen manier. Hij liet vijfduizend pamfletten drukken met feiten over kanker en hoe je het risico daarop kunt verkleinen. Regelmatig krijgt een klant de opdracht het hele pamflet in de salon voor te lezen, en het vervolgens mee naar huis te nemen en te verspreiden.


navigatie